top of page

SLECHT NIEUWS, IK HEB GEEN DEMENTIE

Het is ochtend in Breda, de zon steekt langzaam boven de Grote Kerk uit en de eerste zonnestralen vallen op het Aeneas, een woonzorgcentrum voor ouderen. Corrie (86) verblijft hier inmiddels al wat weken op de tijdelijk verblijf afdeling waar ik werk. Hier komen mensen met (een vermoeden van) dementie ter observatie na crisissituaties. Vaak stromen deze mensen door naar een woning in een woonzorgcentrum, omdat de situatie thuis dermate kwetsbaar is dat wonen zonder toezicht onverantwoord is.


Haar buurvrouw maakte zich al wat langer zorgen om Corrie, de buurvrouw heeft vermoedens van dementie en thuis zou Corrie steeds vaker haar draai niet meer kunnen vinden. Professionele betrokkenheid was er niet. Corrie wist niet hoe, bleef onder de radar van de huisarts en verwaarloosde zichzelf.


Corrie is deze ochtend al druk in de weer over haar afspraak die ze straks in het ziekenhuis heeft om de resultaten van wat onderzoeken, waaronder hersenscans, te behandelen. Heeft Corrie dementie? Zelf ben ik er niet zeker van.


Want alhier zie ik, na wat weken, een ander beeld dan de buurvrouw omschreef. Corrie is een dame die het hier naar haar zin heeft, veel lacht en zichzelf in ere kan houden. Vind het leuk om onder de mensen te zijn en zich nuttig te maken. 

Wat is hier aan de hand? Denk ik in mezelf terwijl ik met Corrie de tafel voor haar medebewoners dek. We zitten samen even, drinken wat koffie.

Even later vertrekt ze met haar buurvrouw, na honderden uren observatie, naar het ziekenhuis. Ze wilt een knuffel, straks zal ik haar weer zien. Ik zie haar nervositeit.

Deze dame houdt mij bezig. Ken je dat? Mensen die weinig zorg vragen, vaak overschaduwt door mensen die veel zorg behoeven. 

Na wat uren is Corrie weer terug, ze komt naar me toe. Huilend. Ik heb slecht nieuws, ik heb geen dementie. Maar Corrie, dat is toch fantastisch nieuws? Vraag ik haar terwijl ik mijn armen om haar heensla. Corrie huilt steeds harder, terwijl ik haar vasthou kijkt ze omhoog: dat is het ook Roel, maar dat betekent wel dat ik hier weg moet. Terug naar huis, dan ben ik weer alleen. Dat wil ik niet. 

Corrie woont thuis tegenover een woonzorgcentrum, hier had ze heel graag naartoe gewild. Echter is er dus geen sprake van dementie en ontbreekt het mij al doende aan een fundament om voor haar een indicatie bij de instanties in te winnen zodat ze daarnaartoe kan.

Maar wat dan wel? Wat kan ik voor Corrie, zichtbaar eenzaam, betekenen zodat ze die lach ook thuis kan behouden? We besluiten samen het woonzorgcentrum, waar ze tegenover woont, te bellen. 

Al snel komt er een lach van oor tot oor. Corrie kan daar, wanneer ze weer thuis is, iedere dag de tafels in het restaurant komen dekken voor de bewoners om vervolgens ook aan te mogen schuiven. Tussen de eetmomenten door kan Corrie er, na een financiële afdracht, deelnemen aan de activiteiten. Ik wil naar huis, schreeuwt ze. Corrie belt haar buurvrouw, die er niet veel vertrouwen in heeft, met het verzoek haar toch te komen halen. 

Een maand later bezoek ik haar, trots dat ze is laat ze haar werkzaamheden in het restaurant zien. Ik ondersteun haar, het ontroerd me.

In Nederland beoordelen instanties een aanvraag voor langdurige zorg (WLZ). Dit doen we in Nederland veelal op afstand, vanaf een kantoor door mensen die Corrie niet kennen, haar tranen niet zien en niet weten wat hier aan de hand is.

En Corrie? Die zet nu haar leven naar tevredenheid thuis voort, met zorg die beklonken is op een manier zoals we die niet kennen. Door de mensen aan het bed, die de telefoon in de hand nemen en andere mensen aan het bed bellen. De mensen die haar het beste kennen, de mensen die zien dat het anders kan en verder kunnen denken dan de instanties.

En haar buurvrouw? Die steekt van achter het raam twee duimen naar mij op terwijl ik in mijn auto stap, hoeveel van zulke situaties zullen zich wel niet voordoen in Nederland?

 
 

© 2025 

bottom of page